We schrijven anno 1969

Robbie (aka Racker) is negentien jaar, en heeft net een paar maandjes zijn fonkelnieuwe Jawa 350 Californian.

De Californian is een stoere tweetakt van Tsjechische makelij die onder het uitbraken van blauwe rookwolken zijn baasje vrolijk langs ‘sheren wegen voert. Omdat de aanschaf van dit luxe vervoermiddel ervoor gezorgd heeft dat de bodem van de schatkist meer-dan-in-zicht is gekomen (pa heeft zelfs grootmoedig een lening gegeven), wordt besloten de vakantie door te brengen ergens boven Winterswijk, alwaar de oudere Honden een vakantieboerderijtje hebben gehuurd.

Er is afgesproken, elkaar alle vrijheid te gunnen en de voormalige Deel, met aparte ingang, wordt gebombardeerd tot Robbie’s domein. Niet helemaal ideaal, na een paar jaar apart kamperen weer met je ouders, maar toch ……

Terwijl broers, zussen, pa en ma zich onledig hielden met het te voet verkennen van de omgeving, was Rob dagelijks te vinden op het zadel van Calimero, zoals de Jawa inmiddels gedoopt was. Genietend van het Gelderse landschap tourde hij dag na dag langs bos en veld om dan ’s avonds hongerig aan te schuiven bij zijn ouders, voor een eenvoudige doch voedzame maaltijd. Na deze, over het algemeen aangename bezigheden was het tijd voor een ander soort ontspanning. In het nabijgelegen Groenlo was namelijk een dancing, welvoorzien van plaatselijke deernen die vol bewondering naar onze stoere biker opkeken.

Ook de dames die zich tijdelijk in de omgeving ophielden op campings en deszulken, lieten zich gaarne trakteren op een drankje om dan, na een swingend avondje achterop de knetterende tweetakt te worden thuisgebracht. Dat Robbie de tijd van zijn leven had onder al deze vrouwelijke aandacht, hoef ik niemand te vertellen. Voor de tenuitvoerlegging van zijn snode plannen om eindelijk eens zijn maagdelijkheid te verliezen, leek deze vakantie bij uitstek de gelegenheid bieden….

Na een week of twee op aangename wijze te hebben doorgebracht, brak dan de laatste vakantieweek aan. Het was Zaterdagavond en de Groenloosche dancing was afgeladen met zwetende lijven. Een jongedame die al een aantal malen de eer had gehad, achterop Calimero naar haar tent te worden getransporteerd, drukte zich op de zwoele klanken van Jane Birkin’s “Je t’aime moi non plus” stevig tegen onze held aan. “Je T’aime” mompelde ze met een Rotterdams accent, terwijl ze voorzichtig op een oorlelletje knabbelde. Jullie begrijpen dat dit alles de arme jongeling niet geheel onberoerd liet. Opgewonden besefte hij, dat dit wel eens de gelegenheid kon zijn, waar hij al die tijd op gewacht had. “ Zal ik je naar je tent brengen?” vroeg hij hees..
“Daar zijn mijn vriendinnen” was het antwoord.

Shit. Niet aan gedacht. Ehhhh… ga je dan met mij mee? De blik in haar ogen zei voldoende. De afstand naar het boerderijtje werd in recordtempo afgelegd. Na de laatste bocht de motor afgezet en uit laten rollen om te voorkomen dat ma even gezellig zou komen kijken “of alles goed was”. Niet eens de tijd genomen om Calimero op slot te zetten; van de zenuwen de buitendeur van de Deel nauwelijks open kunnen krijgen….. De opwinding was nu werkelijk om te snijden! Nog voordat de buitendeur goed en wel dicht was, vonden twee monden elkaar met een tandenkletterende heftigheid en zaten handen op plaatsen waar tot dan toe alleen maar over gedroomd was. Plotseling voelde de ondernemende jongeling het meisje verstijven. Ze duwde hem van zich af. “Mijn tasje” riep ze uit. “huh”?? was het intelligente antwoord van de –plaatselijk- eveneens verstijfde jongeman. “Mijn tasje ligt nog in de dancing, met al mijn geld en mijn paspoort erin!”.

”Jezus…. Dat heb ik weer!!” was het eerste dat in Roberto's hoofd opkwam. Een zwakke poging om verder te gaan waar hij gebleven was werd handig gepareerd, dus riep hij zeer galant: “wacht maar, ik haal het wel even; ben in een kwartiertje héén en weer!!”

De motor een stuk het weggetje op geduwd en gestart. Bijna blind naar de dancing geblazen, waar al druk werd schoongemaakt. Tasje was godzijdank gevonden. Zwetend met dat verrekte tasje weer op de motor en DENG DENG DENKEDENGDENGDENG (oud-,motors voor WROAAAAR) de inmiddels wat mistig geworden nacht in. Voor het eerst de middenbok aan de grond gereden! Maar daarvoor geen aandacht.

Daar kwam de laatste bocht. Motor afgezet en plat die handel. Plat… plattt oh mijn god… niet zó plat!! Schraaappp.. Vonk Klabam! Onderuit geschoven in het losse grind en zó door het korenveld in. Godzijdank geen prikkeldraad. Daar lag dan onze held, naast een geschaafde Calimero. Kreunend de arme brommert weer overeind gezet. Lopen ging nauwelijks. Starten dan maar. Gelukkig, bij de vierde poging klonk het vertrouwde geknetter. Opgestapt en het korenveld weer uitgereden. De laatste paar honderd meter versuft afgelegd.

Wat een afgang!! Bloedend als een rund; de broek aan flarden gescheurd met een damestasje om de nek kwam onze would-be minnaar de Deel binnengestrompeld. De daar aanwezige dame was op slag minder lustig dan voorheen.

In arren moede Pa en Ma maar wakker gemaakt. De wonden verzorgd door een zorgzame moeder terwijl pa grappig bedoelde opmerkingen maakte over de aanwezige jongedame. Deze laatste werd door Ma op een stretcher in de woonkamer geparkeerd voor de rest van de nacht. Baalen…

Een van de ergste dingen die me bijbleef was, dat pa vroeg of mevrouw zich kon identificeren schaam………

Als je motor rijdt, is het geen goed idee om je verstand tussen je benen te stoppen………